Witwangstern 63, 248 · 70, 104-105 · 0

Broedt in Europa, Afrika, Azië en Australië; overwintert in de tropen en in laag aantal in het Middellandse Zeegebied.

De soort is een onregelmatige broedvogel, niet in 1966-96. Sinds 2012 is het een jaarlijks broedvogel in klein aantal in natuurontwikkelings- en waterretentiegebieden in Groningen en noordelijk Drenthe. In 2016 broedden bijvoorbeeld 16 paren in Dannemeer, Groningen, die 15 jongen grootbrachten. Het eerste geval was in 1938 toen de soort nestelend werd aangetroffen. Op 9 juni 1997 werd een nest met twee eieren gevonden langs het Drontermeer net ten noorden van Elburg, Gelderland, met op 31 juli één jong. In juni 1999 verliet ten minste een jong te Soerendonks Goor, Maarheeze, Noord-Brabant, het nest maar blijkbaar stierf het voortijdig. De pre-1980 gevallen van de soort zijn niet herzien. Sinds 1971 werd de soort elk jaar vastgesteld met uitzondering van 1984, met gemiddeld vijf gevallen per jaar in 1986-95. Alle gevallen tot en met 1995 dateerden tussen 19 april en 12 januari, met de meeste in mei-juni. De soort is tegenwoordig een broedvogel in klein aantal en regelmatige doortrekker en zomergast en wordt daarom vanaf 1 januari 1996 niet langer beoordeeld door de CDNA.