Dwerggans 11, 15 · 42, 66 · 0
Anser erythropus · Lesser White-fronted Goose
CDNA beoordeelsoort: t/m 1989
Broedt van Noord-Scandinavië oostelijk tot Noordoost-Siberië, Rusland, en is in het westelijke overwinteringsgebied sterk in aantal afgenomen; meest dichtbijzijnde belangrijke grote wintergroepen in Noord-Kazakhstan en in China
De soort werd van 1 januari 1976 tot 1 januari 1990 door de CDNA beoordeeld. Gevallen van vóór 1976 werden niet beoordeeld en dienen vanwege verwarring met Kolganzen A albifrons met het nodige voorbehoud te worden geciteerd. Gekleurringde vogels van herintroductieprojecten in Scandinavië werden in het algemeen niet door de CDNA beoordeeld en geregistreerd, vanwege de niet-wilde status. In de 19e eeuw stond de soort bekend als vrij zeldzaam en in 1900-68 als zeldzaam. Sinds 1969 werd de soort in vrijwel iedere winter vastgesteld en vooral vanaf 1980 in toenemend aantal. De toename was vooral te danken aan het Zweedse herintroductieproject waarvan de vogels de winter in Nederland doorbrachten. Met name sinds c 1984 is het Zweedse herintroductieproject zo succesvol geworden dat het door vermenging onmogelijk werd om wilde en geïntroduceerde vogels te onderscheiden. Hierom achtte de CDNA het niet langer zinvol de soort na 1 januari 1990 nog te beoordelen. Na 1989 bleven de aantallen toenemen. De meeste worden vanaf half oktober in Nederland gezien en blijven tot in april, met enkele vaste plekken (met name Oudeland van Strijen, Zuid-Holland, en Petten, Noord-Holland). Op de laatste plek zijn soms meer dan 100 vogels geteld. Individuele ongeringde vogels tussen Kolganzen A albifrons hebben vermoedelijk betrekking op vogels van volledig wilde oorsprong van verder oostelijk dan Scandinavië.
